De trend in onderwijs is nu: opbrengstgericht werken. Daar is niets mis mee. Het is goed dat er verantwoording plaatsvindt van de besteding van overheidsgeld. De manier waarop opbrengstgericht werken wordt ingevoerd, leidt echter op veel scholen tot druk, angst en verzet. Hierin spelen overheid, bestuurders, directeuren en leraren allemaal een (disfunctionele) rol.
Hierover gaat onderstaand artikel.

In het onderwijs is een belangrijke ontwikkeling gaande: meer en meer wordt gekeken naar de opbrengsten van het onderwijs. Wat is de toegevoegde waarde van wat de leraar, de school doet met onze leerlingen? Via toetsresultaten en inspectieonderzoeken wordt een terugkoppeling gemaakt naar de school. Tevens wordt hier een oordeel aan gehecht: de kwalificatie goed, zwak, zeer zwak, en inmiddels ook: goed of excellent. Indien nodig worden verbeterplannen opgesteld en verscherpt inspectietoezicht opgelegd.

Tot zo ver: niets aan de hand. Een goede ontwikkeling. Verantwoording van de besteding van overheidsgelden, daar kan toch niemand iets tegen hebben?

Echter: bij de praktische uitvoering hiervan zetten wij wat vraagtekens. Daarover gaat deze blog.

Op nogal wat scholen klagen de leerkrachten over de druk van hun directie die ze ervaren door deze ontwikkelingen. Hoe ze zich gedwongen voelen om deze druk ook op de schouders van hun leerlingen te leggen. Ook schooldirecteuren rapporteren een dergelijke druk, en dan vanuit inspectie of bovenschools management. Het is net alsof deze druk vanuit de overheid / inspectie wordt doorvertaald naar de bestuurder, vandaar naar de schooldirecteur, naar de leraar en uiteindelijk naar de leerlingen (en wellicht ook de ouders).

Druk of dwang als middel om resultaten te bereiken, is dat wijs?

Zoals eerder beschreven in ons artikel ‘Motiveren is altijd demotiveren’, leidt iedere vorm van externe motivatie uiteindelijk tot demotivatie. Iedere vorm van dwang leidt tot verzet, hetzij openlijk en expliciet uitgesproken, hetzij ondergronds (ook wel lijdzaam verzet genoemd). We noemen dit een perverse prikkel: een goed bedoelde prikkel met een onbedoeld negatief neveneffect (of zelfs averechts effect).

Wanneer mensen druk ervaren om tot grotere prestaties te komen, kan dit ten koste gaan van de relaties. De leraar die druk ervaart om zijn leerlingen tot betere resultaten te brengen, loopt het risico zijn leerlingen vooral nog te zien door de bril van resultaten. Daarmee verslapt zijn aandacht voor de andere opbrengsten van onderwijs: persoonlijke, sociaal-emotionele en maatschappelijke ontwikkeling van de kinderen, ons erfgoed voor de samenleving van morgen. Hiermee komen we uit bij de zienswijze van Martha Nussbaum in haar boekje ‘Niet voor de winst’.

Ook de andere relaties in de school komen dan onder druk te staan, tussen directie en leerkrachten en tussen bestuurder en directeur. Toenemende verzakelijking ten koste van het relationele aspect. De gezonde balans tussen sturen en steunen in alle hiërarchische verhoudingen raakt verstoord: meer sturen, minder steunen. Hiermee creëren we het risico op demotivatie, op afbranden, op uitval, op overspannenheid, bij alle actoren. Dat dit bij de leerlingen het risico op gedragsproblemen doet toenemen, zal niemand verbazen. Verschraling van het onderwijs. Met het uiteindelijke effect dat de prestaties zullen dalen. Denk aan de gevleugelde uitspraak van Luc Stevens: ‘Geen prestatie zonder relatie’.

Dit kan toch de bedoeling niet zijn?

Wat dan wel? Het opbrengstgerichte werken overboord gooien? Ons niets aantrekken van inspectierapporten? Het predicaat ‘zeer zwakke school’ aan onze laars lappen? Ons uitsluitend richten op de authentieke ontplooiing van onze leerlingen? Hen pamperen? De andere kant van de slinger tussen sturen en steunen weer opzoeken? Meer steunen dan sturen?

Nee, natuurlijk niet. Wat leerlingen van hun leraar nodig hebben, en leraren van hun schoolleiding, en schoolleiders van hun bestuurders, en bestuurders van de overheid / inspectie, is de gezonde balans tussen sturen en steunen, tussen de zakelijke en de menselijke kant van leiderschap, tussen aandacht voor de opbrengsten en aandacht voor de menselijke relaties.

Wat betekent dit voor de individuele leraar wanneer deze met de druk van het opbrengstgerichte werken wordt geconfronteerd? Wat kun je anders doen dan de druk naar ‘beneden’ doorvertalen of (lijdzaam of expliciet) verzet plegen?

Er is een derde weg, de weg van autonomie. Werken vanuit kracht. Een leraar die in zijn kracht staat, die weet wat goed is voor zijn leerlingen en daarmee voor de school in zijn geheel, laat zich niet dwingen. Die gaat het gesprek, zo nodig de confrontatie, met zijn leidinggevende aan. Die zoekt de samenwerking met zijn directeur op om samen krachtig onderwijs te creëren, waarin de leerlingen kunnen bloeien en zich ontwikkelen. In vrijheid en vanuit vertrouwen.

En de directeur? In feite kan hij hetzelfde doen, naar zijn leidinggevende, bovenschools directeur of bestuurder. En die kan weer hetzelfde doen naar de inspectie en het ministerie.

In feite willen we allemaal hetzelfde: goed onderwijs verzorgen / mogelijk maken. Dat is de samenbindende factor. Dat is de gemeenschappelijke missie. Dat is, in de woorden van Simon Sinek in zijn boekje ‘Start with why’ het ‘WHY’ van het onderwijs. Dit WHY brengt een heldere, eensgezinde koers tot stand, waarin iedere leraar en iedere schoolleider en iedere bestuurder gefocust kan werken aan de realisatie van de doelen van de school.

Laten we elkaar daarop vinden. Dan volgen de opbrengsten vanzelf.

Henk Galenkamp

Bureau Galenkamp&Schut