Onlangs werd ik geïnterviewd door een tekstschrijfster in opdracht van POdium, het online magazine van de PO-raad. Haar centrale vraag was ‘Is het voldoende wanneer scholen een veiligheidsbeleid en een pestprotocol geformuleerd hebben om het pesten te stoppen?’
Mijn antwoord was: NEE!
De onvermijdelijke vraag die volgde was: wat is er dan volgens jou nog meer nodig?
Ik doe een poging om mijn uitgebreide antwoord op deze vraag hieronder samen te vatten.
Pesten is een systemisch fenomeen
Pesten is een fenomeen dat zijn wortels heeft in het systeem waarin dit plaats vindt. Onder een systeem versta ik een met elkaar verbonden groep mensen met hun onderlinge interactiepatronen. Een familie is een systeem, een school ook. Centraal in een systeem waarin pestgedrag voorkomt, staat de dader/slachtofferdynamiek. Dadergedrag (pesten) roept slachtoffergedrag op; slachtoffergedrag roept ook dadergedrag op. De vraag waar dit begint is niet relevant. Beide gedragingen treden in hun onderlinge samenhang op.
Het systeem waarin pesten plaatsvindt is groter dat de pester en gepeste. Ook de omstanders (in het onderwijs: de klasgenoten; in werksituaties: de collega’s) spelen een rol. Bob van der Meer sprak enkele decennia geleden al over de ‘conspiracy of silence’, de (onuitgesproken) samenzwering om er niet over te praten. Hierin speelt het omstanderdilemma een belangrijke rol: ‘zeg ik er iets van, dan loop ik het risico om ook gepest te worden, zeg ik er niets van dan ben ik medeverantwoordelijk voor (het in stand houden van) het pesten’.
Leerkrachten hebben ook een aandeel in de pestdynamiek. Ze kunnen een daderrol innemen, soms ook een slachtofferrol, soms onderdeel van de zwijgende meerderheid.
Ook de schoolleiding behoort tot het systeem. En de ouders. En, nog verder weg, de samenleving in zijn geheel. De dader/slachtofferdynamiek is wijdverbreid in onze samenleving. Voorbeelden zijn: de rijdende rechter, familievetes, de rechtspraak, conflicten en oorlog. Wat in de schoolklas gebeurt is in feite een afspiegeling van wat in de samenleving plaatsvindt.
Voorbeeld.
Ooit organiseerde ik weerbaarheidstrainingen voor subassertieve leerlingen. Sommigen hiervan werden gepest, anderen waren bang voor medeleerlingen. Wanneer deze leerlingen werkelijk succesvol waren, stopte het pesten van deze leerlingen, maar verschoof dit naar andere leerlingen in deze klas. De dynamiek zette zich voort.
Toen ik later als schoolleider te maken kreeg met enkele hardnekkige pesters en vastbesloten was om dit te stoppen, ontdekte ik twee dingen: (1) dat het pestgedrag van deze leerlingen voortkwam uit vroeger slachtofferschap (ze waren vaak op de basisschool gepest) en (2) dat ik in mijn ijver om het pesten te stoppen zelf in de rol van dader kwam en de pester mijn slachtoffer werd. Opnieuw een voortzetting van de dynamiek.
Uit dit voorbeeld blijkt overduidelijk dat een deeloplossing binnen een systemisch probleem nooit een oplossing voor dat probleem kan zijn. Alle actoren zijn noodzakelijk om het probleem werkelijk op te lossen.
Dynamieken
Het begrip ‘dynamiek’ is een belangrijk onderdeel van een systemische blik op processen. Hierin richten we onze aandacht niet op de onderdelen van dit systeem, maar op het systeem in zijn geheel. De dader/slachtofferdynamiek is slechts één voorbeeld. We kennen ook de dynamiek tussen macht en onmacht (macht roept onmacht op en onmacht roept macht op) en tussen vechten en vluchten (vechtgedrag roept vluchtgedrag op en vluchtgedrag roept vechtgedrag op).
Stoppen van pestgedrag
Wanneer degene die geconfronteerd met pestgedrag, dit wil stoppen, is het noodzakelijk om allereerst het eigen aandeel in de dynamiek te onderzoeken. Daar begint een stappenplan dan ook mee. Pas daarna heeft het zin vervolgstappen te zetten.
1. Meervoudig loyaal.
Als eerste is bewustwording nodig dat je als leerkracht, mentor, (en dit geldt natuurlijk ook voor collega’s, IB-er, counselor of schoolleider) alleen iets kunt betekenen, wanneer je meervoudig loyaal bent naar ALLE partijen. Zodra je (ook al is het maar voor 1%, van binnen, onuitgesproken) eigenlijk vindt dat de dader meer schuld draagt dan het slachtoffer (of andersom!), of dat de klasgenoten in zouden moeten grijpen, of dat het aan de ouders ligt, of aan de schoolleiding, of wat dan ook, dan word je onderdeel van de dynamiek en kun je NIETS meer betekenen in het oplossen ervan.
2. Feiten benoemen én hun effect.
Vervolgens is het van belang dat de leerkracht of de mentor hardop in de klas benoemt dat er gepest wordt, dat er een of meerdere daders zijn, een of meerdere slachtoffers en dat alle andere klasgenoten omstanders zijn en daarmee deelgenoten. Zonder een oordeel uit te spreken, zonder verwijten (dan stap je namelijk zelf in de daderrol), zonder het slachtoffer in bescherming te nemen, zonder de dynamiek buiten zichzelf te plaatsen. Heel feitelijk, door het noemen van de namen en de incidenten.
3. Omgangsregels.
Ook is een heldere stellingname noodzakelijk: pesten tast het welbevinden en de veiligheidsgevoelens van ALLE actoren aan en dient dus te stoppen! Hier is het zaak om de omgangsregels binnen de school helder te verwoorden.
4. Het hele systeem erin betrekken.
Het is ook noodzakelijk om alle collega’s en de schoolleiding op de hoogte te stellen. Aangezien de dader/slachtofferdynamiek uitermate besmettelijk is, speelt deze meestal ook in andere klassen, in het team, tussen directie en leerkrachten en in de interactie met ouders. De klas waarin het geconstateerd wordt is dan het topje van de ijsberg. Opnieuw is het van belang om het feitelijk te benoemen, niet op zoek te gaan naar een schuldige buiten jezelf, dat glijd je er al weer in. Een klas waarin gepest wordt is meestal een signaal dat de dynamiek zich in de cultuurlaag van de school genesteld heeft. Dit vraagt om een onderzoek naar de schoolcultuur of een cultuurtraject in het team van de school.
5. Geschiedenis.
Ook het verleden speelt in de systemische benadering een belangrijke rol. Wat is er in de geschiedenis van de school gebeurd? Van deze leerlingen? Van hun ouders? Van de leerkracht die het geconstateerd heeft? Van het team? Van de directie? Hoe speelt de dader/slachtofferdynamiek in al deze verledens?
6. Handelingsverlegenheid tegengaan; grensstellend gedrag introduceren.
Soms is het wenselijk dat zowel de dader als het slachtoffer een persoonlijk begeleidingstraject instappen of getraind worden in assertief gedrag. Assertief betekent: met respect voor eigen grens én die van de ander. In pestgedrag gaat de pester over de grens van het slachtoffer. Voor het slachtoffer betekent dit training in weerbaarheid, in duidelijk aangeven van de eigen grenzen; daarnaast inzicht dat slachtoffergedrag in feite vluchtgedrag is dat voortkomt uit (disfunctionele) angst. Voor de dader betekent dit lessen in empathie, in aanvoelen wat zijn gedrag met de ander doet; daarnaast inzicht dat dadergedrag in feite vechtgedrag is dat voorkomt uit (disfunctionele) angst. Hiermee wordt de overeenstemming tussen de dader en het slachtoffer zichtbaar: beide handelen ze vanuit angst.
7. Direct contact.
Vervolgens is het noodzakelijk dat dader en slachtoffer elkaar ontmoeten in een uitermate veilige en begrensde setting. Liefst onder leiding van de eigen leerkracht of mentor. Met heldere en duidelijke ‘werk’regels betreffende het gedrag van beide personen: vertrouwelijkheid, respect, grenzen. In dit contact benoemen beide leerlingen hun gevoel. Ze vertellen elkaar wat het effect op henzelf is van het pesten, van daderschap en van slachtofferschap. Het meest cruciaal is dat beide naar elkaar uitspreken dat ze allebei BEIDE rollen kennen. Dat de dader ook slachtofferervaringen kent, of bang is om slachtoffer te worden; dat het slachtoffer uitspreekt dat hij in zijn fantasieën ook wel dader zou willen zijn of misschien thuis zijn zusje wel eens pest. In feite, dat ze volkomen aan elkaar gelijk zijn. Hier gaat een ontschuldigend effect van uit.
8. Actie: herstel van aangerichte schade.
Soms, wanneer de schade die is aangericht/geleden groot is, is het noodzakelijk dat er herstel van deze schade plaats vindt. Deze benadering wordt wel herstelrecht genoemd. De dader en het slachtoffer van de pestincidenten onderzoeken samen wat er naar elkaar, of in de klas, moet gebeuren opdat alle partijen elkaar weer recht in de ogen kunnen zien. Een simpel sorry volstaat hier niet. Er dient daadwerkelijk herstel plaats te vinden.
Is een pestprotocol afdoende?
De vraag van de interviewer was of een pestprotocol of een veiligheidsbeleid afdoende is om pesten uit te roeien. Mijn antwoord was NEE.
Natuurlijk is het nodig om allerlei stappen te zetten in een slimme volgorde. Bovenstaand stappenplan is daar een voorbeeld van. Maar het allerbelangrijkste is het erkennen van de eigen rol in deze dynamiek. Pas dan heeft beleid om pesten tegen te gaan zin.
Pesten moet stoppen!
Pestgedrag richt onuitsprekelijke schade aan. Voor het slachtoffer kan dit een traumatiserende ervaring zijn. De suïcides van de afgelopen tijd en de publiciteit die hiermee gepaard ging, spreken boekdelen.
Pesten moet stoppen! Het zal alleen stoppen wanneer ieder zijn aandeel in de dynamiek erkent en neemt. Dat zal een zegen voor de mensheid zijn.
Literatuur:
– Galenkamp, Henk (2009). Krachtige leraren, prachtig onderwijs. Naar meer contact en bezieling in de school. CPS Uitgeverij, Amersfoort.
– Ruigrok, Jan & Oostrik, H (2007). In plaats van schorsen. Handboek herstelrecht in het onderwijs. Uitgeverij Quirijn, Esch.
– Tutu, Desmond (1999). Geen toekomst zonder verzoening. Uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam.
Het hierboven genoemde artikel is verschenen in Podium, maart 2013. Zie: http://www.poraad.nl/content/een-pestprotocol-niet-genoeg
Henk Galenkamp,
Bureau Galenkamp&Schut